Opdracht 7: gedichtenanalyse

Nederlands dichter Alfred schaffer (1973)

 

Drie belangrijke dichtbundels:

  • Zijn opkomst in de voorstad (2000)
  • Schuim (2006)
  • Kooi (2008)

 

Drie belangrijke thema’s:

  • Dood
  • Maatschappijkritiek
  • angst

Belangrijkste bekroningen:

  • Jo Peters Poëzieprijs (2000)
  • Hugues C. Pernathprijs (2006)
  • Jan-Campertprijs (2008)
  • Ida Gerhardt Poëzieprijs (2008)

 

 

De tijd kan ons gestolen worden

 

Dit loopt niet goed af: het landschap is genivelleerd en het is kouder

dan een week terug, zet me even in het zonlicht als je wilt. Iedereen

schiet te hulp, iedereen schiet te kort, iedereen staart zich blind op

wat verdween. De buitenwereld is nog nat en klein en zacht genoeg,

 

onze dromen zijn waarachtig. Iemand gooit de eerste steen, iemand

vreest het ergste. Begrijp me niet verkeerd, je bent nog niet gevonden,

alles is zoals het was, je schrijft nog geen geschiedenis, je staat nog altijd

buitenspel, je kunt nog elk moment naar binnen wandelen. En toch,

 

de tijding is al onderweg, mannen trekken je voorzichtig uit het water,

het bloed van je gezicht geveegd – niet meer dan wat anonieme regels.

Hoe onrustig ook, we blijven je verwachten, het kon nog alle kanten op,

Maar dezelfde ben ik niet en jou al evenmin. En daar was het verdriet.

 

 

Titel

De titel van het gedicht is De tijd kan ons gestolen worden. Uit de titel valt het thema van het gedicht niet (onmiddellijk) af te leiden, en de kans is groot dat wanneer je daartoe toch pogingen onderneemt je van een kale reis terugkomt. De titel kan je eerder op het verkeerde pad zetten.

 

Lyrisch ik

Het lyrisch ik is volgens mijn interpretatie een goede vriend of familielid van de overledene. Alleszins iemand die betrokken is bij de dood van de persoon waarover het gedicht gaat.

 

Thema

Het gedicht gaat volgens mij over de dood van iemand. Een vrouw of een man is vermoord en wordt gemist door de nabestaanden die zweven tussen angst (vers 5) en hoop (vers 6). Het gedicht beschrijft 3 fases die plaatsvinden nadat er iemand vermoord wordt.

  1. De moord
  2. De nabestaanden die het verdwijnen van het slachtoffer waarnemen en vertwijfeld achterblijven. In deze fase staan hoop en angst centraal.
  3. In fase drie wordt het slachtoffer gevonden en kan het rouwen voor de nabestaanden beginnen.

 

De titel zou het gevoel kunnen zijn van mensen, nabestaanden, na het verlijden van een dierbare. Mensen blijven verbouwereerd achter van wat er hen allemaal overkomt. En zeker in het geval van een moord. De titel zou daarbij kunnen staan voor de rouwperiode die volgt. Dat je zolang kan en mag rouwen als je wilt en dat tijd daarbij gestolen kan worden. Niemand kan voor jou bepalen hoe lang jij mag rouwen, ook niet vb. de overheid. Of de titel kan ook staan voor de lusteloosheid van mensen nadat hun levensgezel of iemand extreem dierbaar sterft. Het (leven) kan je allemaal niets meer schelen. Je blijft voortdurend thuis, je sociale contacten verwateren, je komt je zetel niet meer uit. De tijd kan je gestolen worden.

 

Vorm, vers en strofebouw

Het gedicht bestaat uit 3 strofen van telkens 4 verzen zonder eindrijm. Het gedicht bestaat dus uit 3 kwatrijnen

 

Beeldspraak, stijlfiguren en symbolen

Het enjambement wordt in Elke vers toegepast. De dichter is dus consequent in het niet laten samenvallen van zinnen en verzen.

 

In de eerste strofe wordt vooral de nadruk gelegd op de moord zelf. Er wordt eerst een grauwe sfeer geschapen. Het landschap is genivelleerd en het is kouder, doet denken aan een kaal winterlandschap waarin naar zonlicht wordt gesnakt. ‘Iedereen schiet te hulp’ kan de hulp betekenen die je krijgt na het overlijden van iemand. ‘Iedereen schiet tekort’ kan dan weer slaan op het gevoel van onmacht dat je kan hebben. Al wordt je nog zo hard omringd en gesteund, het verdriet en gemis zal niet verdwijnen.

 

In de tweede strofe staat de hoop centraal. Eerst wordt je met de neus op de feiten geduwd. ‘Iemand gooit de eerste steen’; Iemand durft het aan om te zeggen ‘stel je voor dat…?’. Maar het lyrisch ik wil het niet geloven, je bent immers nog niet gevonden. De hoop dat je nog kan binnenwandelen bestaat nog steeds.

 

In de derde strofe worden we met de harde feiten geconfronteerd. ‘niet meer dan wat anonieme regels’ is beeldspraak voor het kleine krantartikeltje dat zal verschijnen over de dood van het personage.

Over de drie strofes wordt het beeld geschapen van de tijdlijn: feiten, nieuws, twijfel, ontkenning, aanvaarding, verdriet.

 

 

 

Bibliografie

Bob Bronshoff. (sd). Alfred Schaffer. Opgehaald van De Bezige Bij: https://www.debezigebij.nl/web/Auteurs/Auteur/Alfred-Schaffer-1.htm

Schaffer. (2006). Schuim (p. 62). Amsterdam: De Bezige Bij.

      Cruysweegs, B. (2014). NED Literatuur 2.